Het Andere Dierenboek beschrijft de vreemdste en meest bijzondere eigenschappen van alledaagse dieren in Nederland. Hoe kom je er op?, vragen mensen me. Nou, gewoon: door goed naar dieren te kijken.
De inspiratie voor dit boek heb ik van de ringslang gekregen. De ringslang is een van de meest voorkomende dieren in Nederland. Er valt weinig over te melden, zou je zeggen.
Maar een ringslang heeft een geweldig verdedigingsmechanisme. Als hij wordt aangevallen, laat hij een stinkende scheet en doet hij alsof hij dood is. Een roofdier laat hem daarna meestal wel links liggen. Zoiets zou je eerder verwachten van een dier in de Amazone, niet in Nederland.
De ringslang sprak enorm tot mijn verbeelding en bracht mij op een idee
Dat bracht me op een idee. Veel dierenboeken geven meteen weg over wat voor dieren het boek gaat. Je krijgt wat je ziet. Maar wat nou als je in plaats daarvan eerst iets bijzonders of mafs beschrijft? En de lezer pas daarna ziet over welk dier het gaat? Een beetje een cliffhanger-techniek, zoals je die ook in thrillers vindt.
Ik dacht eerst dat het nog best moeilijk zou worden om genoeg dieren te vinden voor dit boek, maar dat bleek verrassend makkelijk. Er zijn veel dieren in Nederland met heel vreemde eigenschappen. Een muis waarvan het speeksel giftig is, een vlinder die gek is op zout en kuikens die voordat ze het ei verlaten, al flink van zich laten horen.
Door die ringslang en mijn ervaring als groepsleerkracht weet ik hoe belangrijk verwondering is. Verwondering en het nieuwsgierig maken zijn volgens mij de basisingrediënten om kinderen iets te leren. Het is kenmerkend voor de manier waarop vooral kinderen in het leven staan.
Je moet bij kinderen eerst de verwondering aanspreken
Door eerst de verwondering aan te spreken en dan pas met feiten of weetjes te strooien spreek je de nieuwsgierigheid aan. Pas dan staat het kind open voor meer.
Zo werkt het boek dan ook: eerst een bijzonder weetje zonder dat je weet over welk dier het gaat. Op deze manier kunnen kinderen raden en je kunt er een heel gesprek over voeren. Dan pas zie je beeld van het betreffende dier, maar soms weet je dan nog niet over welk dier het gaat, als een soort tweede verwonderings- en nieuwgierigmakende ronde. Pas op de derde spread lees je welk dier het is. Het is een andere benadering van dieren leren kennen, één die wellicht beter beklijft.
Ik had al eerder fictie geschreven voor kinderen. Die boeken heb ik op een journalistieke manier benaderd. Eerst probeer ik alles over het betreffende thema te weten komen. Ik heb boeken geschreven over zeehonden, egels, megastallen, diereninspecteurs, maar ook over anorexia en de planeet Mars. Ik vraag experts het hemd van het lijf en loop een dag met ze mee. Die informatie integreer ik dan in het boek.
Met Het Andere Dierenboek hoefde ik niet eens een fictief verhaal te bedenken. De feiten en weetjes waren al maf genoeg. Dus voor dit boek heb ik honderden vragen aan mensen gesteld die er verstand van hadden, om op die manier aan een bijzondere collectie weetjes te komen.
Er zijn in Nederland zoveel bijzondere dieren
Het was uiteindelijk nog moeilijk om keuzes te maken, want er zijn in Nederland zoveel bijzondere dieren!
Als er een vervolg zou komen op Het Andere Dierenboek, dan zou de koekoek absoluut niet mogen ontbreken. Wat een secreet is dat, zeg. Eieren in het nest van een andere vogel neerleggen. En dan als eerste het ei verlaten, vervolgens de overige eieren over de rand van het nest te mieteren, zodat hij alleen achterblijft en verzorgd wordt. Zo slim als overlevingsstrategie, maar zo gemeen. Geweldig.